René Nijgh: “De zaal in”

Het is winterstop. Voor de meeste voetbalclubs het moment om met de echte liefhebbers de zaal in te duiken. Ook mijn club Alteveer herbergt een aantal echte liefhebbers, want toen mijn assistent Luuk Schenkel een team voor Indoorsoccer te Winschoten wilde samenstellen, regende het aanmeldingen. Vorig jaar was ik als coach betrokken bij ons ‘zaalteam’, dat destijds ook deelnam aan hetzelfde toernooi. Dat is me toen niet goed bevallen. Vandaar dat ik dit jaar heb aangegeven er liever niet bij te zijn. 

Wel ben ik als toeschouwer aanwezig geweest bij de voorronde. Ook dit is me niet goed bevallen. Hoewel ik het mooi vind om het enthousiasme bij de voetballers te zien, ben ik van mening dat voetballen in een zaal met ook nog eens een boarding er omheen en  waarbij er soms geen spelregels lijken te zijn niet veel met voetbal te maken heeft. En dan druk ik me nog zachtjes uit, want het heeft helemaal niks met voetbal te maken. 

Ik heb een wedstrijdje of acht van 11 minuten bekeken en toen was voor mij de koek op. Toeschouwer zijn bij Indoorsoccer is een kwelling. Ik loop nog liever de Nijmeegse Vierdaagse op naaldhakken, zit liever in een thermopak in de sauna en eet liever stierenogen, dan dat ik een avondje naar Indoorsoccer ga kijken. Na een wedstrijd of drie werd ik al wat onrustig en vroeg ik mijn vrouw of ze toevallig oxazepam bij zich had. Dit had ze helaas niet. Ik werd dus steeds onrustiger. Zoals gezegd hield ik het na acht wedstrijden voor gezien. Ik had m’n cluppie drie wedstrijden zien spelen waarvan ze er eentje wonnen.

De berichten na die tijd gaven me het idee dat de jongens het leuk hebben gevonden. En dat is het belangrijkste. Het is helemaal niet relevant dat ik het niet zo leuk vond. Dat de scheidsrechters vrijwel alles toelaten, de ballen als vuurpijlen door de lucht werden geschoten en dat de boarding regelmatig door de spelers van wel heel dichtbij werd bekeken nemen de deelnemers waarschijnlijk voor lief. Als mijn jongens volgend jaar weer mee willen doen, vrees ik dat ik een griepje heb. Dan heb ik een goede reden om er niet bij te hoeven zijn. De jongens zullen er ongetwijfeld begrip voor hebben. 

Zelf heb ik, ondanks dat ik niet echt een liefhebber ben van zaalvoetbal, met enige regelmaat meegedaan aan zaaltoernooitjes. Denk bijvoorbeeld aan de kersttoernooien  in Nieuw Buinen en Gieten en het prachtige Protos Weering toernooi. Ik wist drommels goed dat ik geen uitblinker ben in de zaal, maar toch liet ik me dan overhalen om mee te doen. Want het doel is in de zaal dan wel een stukje kleiner dan op het veld, toch wist ik ook in de zaal met enige regelmaat het net te vinden. Ik was daarbij overigens wel compleet afhankelijk van mijn medespelers. Van mij hoefde je geen scharen, panna’s of andere technische hoogstandjes te verwachten. Dat liet ik over aan balvirtuozen als bijvoorbeeld Marcel Kruize, Hiske de Vries of Edwin Drenth.

Dit soort jongens zorgden voor het spektakel en ik schoot zo nu en dan een bal binnen. Ik liet me inspelen, draaide weg en vuurde af. Heel soms wilde ik ook even mijn techniek etaleren. Hiermee kreeg ik de lachers op mijn hand. Stel je eens voor: een houterige, slungelige spits van 1.91 meter die er een ‘akka’ probeert uit te slingeren. Ik kreeg het publiek op de banken. Maar dat was niet omdat de actie lukte, maar omdat iedereen schrok van mijn valpartij. Kortom, de zaal en ik hadden geen gelukkig huwelijk. 

Toch kan ik echt wel genieten van een potje zaalvoetbal. Als er maar een aantal artiesten meedoen zoals ik eerder noemde. Neem mijn voetbalvriend Theo Gennissen. Ook op het veld een begenadigd voetballer, maar in de zaal zo nu en dan weergaloos. Die kan gewoon drie man passeren in een telefooncel. Daar kan ik echt wel van genieten. Ik kom dan ook elk jaar wel bij een aantal toernooitjes zoals in Gieten en het Protos Weering toernooi. Wel stroom ik meestal vanaf de halve finale pas in. De reden is dat dan de wat mindere ploegen reeds zijn uitgeschakeld en het niveau soms erg hoog is. Dan zie je soms acties die ik in slow-motion nog niet kan volgen. Prachtig om te zien! 

Misschien is het wel frustratie, omdat ik er zelf niet zoveel van kon in de zaal en ben ik jaloers op de mannen die alles met een bal kunnen. Maar zaalvoetbal is aan mij eigenlijk niet besteed. Voetbal is voor mij het gras ruiken, de noppen op de tegels horen tikken en na de wedstrijd de modder van je lichaam boenen. Toch zal ik vanaf de halve finales weer present zijn. Gewoon om weer jaloers te zijn op al die jongens die zoveel beter zijn dan ik in de zaal. Wellicht zie ik nog een akka waarbij de speler niet zijn enkelbanden scheurt…

René Nijgh...
René Nijgh…
  • Show Comments (0)

Je emailadres wordt niet gepubliceerd. Benodigde velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *

  • naam *

  • email *

  • website

You May Also Like

Tom Meijers: “Bella regazza!”

‘’Bella ragazza’’, zeg ik en ik zwaai naar wéér een mooie vrouw aan de ...

Column: Arjen Robben en de teen van Iker Casillas

Een zomercolumn over de verloren WK-finale van 2010, waarin Arjen Robben Nederland bijna naar ...

Jordi Nijgh: “Een flirt met de overkant”

Vorig jaar schreef collega Arie Weits een column over een gedwongen samenwerking van verenigingen ...