Column: The Foreign Input

Een zomercolumn over een internationaal campingvoetbaltoernooi en een magistraal hoogtepunt.

Zomer. Eindelijk zomer. Voetbal verdwijnt naar de achtergrond. Of we echt ver weg zijn gegaan of juist lekker dichtbij zijn gebleven, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Zeker nu er geen EK gehouden vanwege de coronacrisis. Geen trainingen meer, geen wedstrijden, zelfs geen voetbal op teevee.

De zon brandt op je blote buik. Genadeloos. Misschien lig je op een strand in Frankrijk, bij het Hemelriekje of gewoon lekker in je tuin. Je ogen slokken deze woorden op, van achter een zonnebril. Voetbal is ver weg. Het is de tijd van beachball, tafeltennis en jeu de boule (voor de echter kenners onder ons bekend als petanque).

Door: Gijs klompmaker

Met een beetje geluk, lig ik aan een Frans riviertje op het moment dat jij dit leest. Ben ik vanmorgen mijn tent uit gebanjerd om wat stokbrood en de krant te halen en lig ik nu totaal ontspannen op een badlaken. Laten we het hopen. En voetbal is dan ver weg. Geen praatprogramma’s, geen spannende CL-wedstrijden, geen derby’s op de zondagochtend. Het enige dat aan voetbal herinnert is een klein Frans jongetje met een versleten bal. In een veel te groot shirt van het Franse elftal, happen zijn pezige benen naar stof, wanneer hij de bal voor zich uit tikt. Een kapje naar links en naar rechts, rakelings langs een vliegvisser die aan zijn sigaret lurkt en sierlijk langs een groepje mannen met ijzeren ballen in hun hand. Griezmann staat er achterop zijn iele rug. Het haantje van het Franse elftal.

Sabotier

Het doet me denken aan een moment in een winkel in Groningen. Vlak voor het WK van 1998. Gedempte Zuiderdiep. Volgens mij heette het destijds Sportmaat. Het mekka voor de voetballiefhebber. Shirts van over de hele wereld. Van Rode Ster, Peru en Pekelder Boys. Ik had een doel. Een shirt van Frankrijk. Ik had de vertaling van mijn achternaam uitgezocht. Klompenmaker werd Sabotier. Perfect. Ik vroeg een medewerker om een shirt van het Franse Elftal met daarop de naam Sabotier. De alleraardigste jongeman fronste zijn wenkbrauwen. Sabotier? Ik verduidelijkte: ”Guy Sabotier”.  Is dat het talent van Marseille, verdedigende middenvelder met uitschuifbare benen. Is dat hem?” Ik grinnikte inwendig en knikte enthousiast: “Dat is hem inderdaad. En ik overdreef het iets: net opgeroepen voor het Franse elftal, nog geen twintig jaar.”

Een week later kon het shirt ophalen. Ik had geluk, de jongeman die mij had geholpen was vrij. Trots liep ik de hele zomer met het shirt van ‘Les blues’. Ik waande mij Zidane, ik voelde mij Vieira. Ik ging nog één keer met mijn ouders mee naar Frankrijk. Ergens aan de kust tegen de Pyreneeën aan. Argeles sur Mere geloof ik. Een megacamping met disco, basketbal, Jeu de Boule-banen, zwembaden en belangrijker een heus voetbalveld. Er denderden allerlei Engels tieners en twintiger achter een bal aan. Af en toe zag je een Franse pingel, een Duitse blocktackle en één Nederlandse knaap. In een Frans shirt. Het zand stofte op rondom de bal. De doelpalen waren afgebladderd. De teams waren grotendeels Engels, de meesten leken op Paul Scholes. Ik werd hun Foreign Input. De non flying Dutchman Bergkamp. Een naam die niet geheel toepasselijk bleek.

Internationaal campingtoernooi

Er werd een hele competitie opgestart met vier teams. Ik zat bij een jongen in die op Frank Lampard leek en bij een jonge en iets dikkere look-a-like van Winston Bogarde. Hij was Frans en keek je aan alsof hij je ging vermoorden. Het goud om zijn nek kon hij geleend hebben van B.A. Baracus. Hij werd centraal achter geposteerd. En de rest van de Engelse zochten en plekje. Ze dirigeerden mij naar de spits positie. Want uit Holland kwamen goede spitsen vertelden ze elkaar. Deze Nederlandse jongen met lichte X-benen was echter geen spits. Ik was een tamelijk beperkte linksback. Met een linker vooruit, maar dat was het dan ook wel. De eerste wedstrijd van dit internationale campingtoernooi speelde de Engelsen, Baracus en ik, tegen een all-France-team. Met een stuk of drie Djorkaef’s, twee Thuram’s en een onverzorgde Dugarri. Die laatste speelde mee met een peuk op zijn lippen. De bal stuiterde op de warme zanderige aarde niet ver van het strand. De zeewind zorgde voor veel stof en voetbal leek op een strip. Een boos hoofd van Baracus en wat agressieve beenbewegingen met daartussenin een pluimpje rook van Dugarri’s en één van de kleine Djorkaef’s die er met de bal voordoor ging. Ik stond fier voorop. Rustig te wachten op mijn kans. En die kwam. Steevast eindige enkele dribbelpoging van een Fransoos in de voeten bij een van de Engelsen. Je kunt haast raden wat er dan met die bal werd gedaan. Hups. Inderdaad. Naar voren die bal. Ik kopte me de hele wedstrijd suf. Tot vlak voor het einde, een hoge voorzet landde op mijn voorhoofd. Een klein knikje was voldoende en Barthez was verslagen. We wonnen met 1-0.

Finest moment

En zo ging het eigenlijk steeds. Drukke Franse pogingen, lange Engelse halen. Maar mijn ‘finest moment’ moest nog komen. Vlak voor de finale kregen we van een van de Engelse vaders, die verdacht veel op Jan Boskamp leek, allemaal een ijsje. Ik werd een aantal keer gecomplimenteerd met mijn ‘excellent headers’. Er werd zelf hier en daar gezegd dat dankzij ‘The Foreign Input’ weleens gewonnen kon worden. Ik groeide en groeide met zelfvertrouwen, terwijl ik gulzig aan de cornetto likte. De Franse pubers rookten een paar sigaretten weg. Weer stonden we tegenover een compleet Frans team. Vijf Desailly’s, een dikke Henry een vaderlijke Blanc. De Engelse vloot die mij steeds voorzag van hoge kanonskogels, liep al wat rood aan. Het was warm, boven de 30 graden en de meeste waren de dag ervoor tot laat op het strand geweest. En niet alleen om de golven te horen. We kwamen nog wel voor, maar de Fransen werden beter en beter. De dikke Henry slalomde vrijelijk en sierlijk langs de gloeiende boomstammen. Hij stifte de 1-1 binnen. Alle mensen langs de kant leken plots Frans. Er werd gejuicht en het team werd opgezweept de overwinning binnen te halen. Fransen zijn voor Fransen, waar en waarmee dan ook. En altijd op een manier die irriteert.

Ik lette eigenlijk niet op. Steven, een goedlachse roodkop had de bal voorgezet. Iets wat we tegenwoordig een vroege voorzet noemen. Ik zag de bal in de lucht hangen en besloot iets te doen wat ik zelden deed. Ik ging voor het meest technische een spits kan doen in de zestienmeter. Een omhaal. De bal leek in de warme lucht te hangen als een eitje in kokend water. Bijna stil hing het daar maar wat. Ik gooide mijn lijf achterover, zwiepte mijn linkerbeen ophoog met nog een korte blik richting de plek van de bal. Mijn linker wreef raakte de bal, en dat voel je gelijk, perfect. De bal zeilde richting het vijandige doel. Er stonden al wat roodbuiken met de armen omhoog. De bal teisterde de zweterige lat, caramboleerde terug en belandde via mijn achterhoofd achter een compleet verbouwereerde keeper. Orgastisch gejuich. Ik kwam terecht in een soort scrum, het zweet klotste alle kanten op. Dikkige Engelsen omhelzen me alsof ik hun moeder was. Ik dronk die avond drie biertjes en tollend viel ik uiteindelijk op mijn luchtbedje in slaap. In een tent vol jongensdromen. De volgende ochtend bij het zwembad, was ik ineens een ‘legend’. Zelfs de Fransen keken me lachend aan. Zo moest Dennis Bergkamp zich voelen op Highbury.

Tags:

  • Show Comments (0)

Je emailadres wordt niet gepubliceerd. Benodigde velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *

  • naam *

  • email *

  • website

You May Also Like

Ronald Bulthuis: Blik op de Eredivisie

Dromen van een jongensboek Een jongensboek, het is waar iedere jeugdvoetballer van droomt. Later ...

Peter Kroezenga: “De donkere kant van zaalvoetbal”

De gezellige tijd van het jaar is weer aangebroken, winterstop. Voor de ene amateurvereniging ...

Ronald Bulthuis: Blik op de Eredivisie

Onzekere factor Krul Hoe verstandig is de huur van Tim Krul geweest voor AZ? ...