René Nijgh: “De zoon van…”

Ze zijn er legio: voetbalvaders en voetbalzonen. Een paar hele bekende zijn natuurlijk Johan en Jordi, Jan en Youri of Jerry en Nigel. Als zoon van een ‘bekende’ voetbalvader gaan mensen altijd vergelijken. Wie is er nu beter? In het geval van Johan en Jordi is daar geen twijfel over, maar in veel andere gevallen is er best ruimte voor discussie. Maar wat doet het er eigenlijk toe? In mijn ogen helemaal niets.

Toch heb ik er in mijn jeugdjaren best last van gehad om de zoon te zijn van een bekende voetbalvader. Natuurlijk genoot mijn vader niet dezelfde bekendheid als bijvoorbeeld eerdergenoemde Johan, maar een beetje voetballiefhebber wist drommels goed wie mijn vader was. Jarenlang werd ik herhaaldelijk bestempeld als ‘de zoon van’: en dat heb ik niet als erg prettig ervaren. Ik had ook mijn ambities als voetballer en dan valt het als puber niet altijd mee om gevoelsmatig tegen je vader te moeten opboksen.

Ook hoorde ik in de wandelgangen wel eens de vergelijking tussen mij en mijn jongere broertje. Ook daar waren mensen het vaak oneens. Omdat mijn broertje al snel voor zijn maatschappelijke carrière koos, verstomde deze discussie. Maar ik kan jullie verzekeren dat de jongste Nijgh de beste was. Helaas heeft hij al op jonge leeftijd de schoenen aan de wilgen moeten hangen. Zijn linkerpoot was van ongekende klasse en het is jammer dat ze daar bij SC Stadskanaal maar weinig plezier van hebben kunnen beleven. Gelukkig heeft mijn vader zijn trainersgenen wel aan hem doorgegeven, want dat mijn broertje een toptrainer zal worden, is voor mij een feit.

Terugkomend op het vader-zoon-verhaal kan ik wel concluderen dat het met de jaren makkelijker werd. Ik ging het steeds minder als een last ervaren. Ik besefte meer en meer wat mijn vader heeft gepresteerd. Wie kan nu zeggen dat zijn vader BV Veendam tot twee keer toe naar de Eredivisie heeft geschoten? Daar ben ik als ‘de zoon van’ erg trots op. Uiteindelijk heb ik zelf ook een aardige loopbaan gehad, al mag deze nog niet in de schaduw staan van de loopbaan van mijn vader. Dat is helemaal niet erg. Want het doet er niet toe. Een zoon hoort altijd trots te zijn op zijn vader. En of deze nu bakker, timmerman, advocaat of chirurg is: dat is totaal onbelangrijk.

Mijn vader is overleden en mijn actieve carrière zit er op, dus vergelijken is niet meer aan de orde. Nu is het tijd voor de jongste generatie Nijgh. Mijn zoon probeert ook zijn droom na te jagen bij FC Emmen. Gelukkig heeft hij een vader die maar een handjevol wedstrijden in de Jupiler League heeft gespeeld, dus daar hoeft hij niet tegen op te boksen. Stiekem hoop ik dat Boy junior een mix is van mijn broertje en mijn vader, want dan weet ik zeker dat het helemaal goed komt. In dat geval moet ik overigens wel even met mijn ex-vrouw praten…

Langs de lijn in Emmen hoor ik al geregeld: dat is de kleinzoon van Boy Nijgh. Nu maar hopen dat mensen hem niet teveel gaan vergelijken met zijn opa, want ik gun mijn zoon een loopbaan waarin ie niet teveel druk ervaart. Gelukkig weet junior ook dat zijn opa BV Veendam twee keer naar de eredivisie schoot…

René Nijgh...
René Nijgh…
  • Show Comments (0)

Je emailadres wordt niet gepubliceerd. Benodigde velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *

  • naam *

  • email *

  • website

You May Also Like

Arie Weits: “Herinneringen aan 1994”

FC Kanaalstreek heeft mij benaderd om af en toe eens een column te schrijven ...

Tom Meijers: “Open brief aan de gulle gever”

Als wij naar buiten kijken dan lijkt het mee te vallen. De wolken drijven ...

Peter Kroezenga: “De voorbereiding”

In de tijd dat de postbodes hun enveloppen nog op wilde zwijnen rond brachten werd ...