Gijs Klompmaker: “Het grote gevaar van een oefenwedstrijd”

Er zijn zeker vijftig teams in onze Kanaalstreek, die vergelijkbaar zijn met Borger zondag 2: het elftal waarin ik op zondagochtend de bal probeer te temmen. Teams waarin er weinig tot niet getraind wordt, teams met oude vedetten, horecatijgers en ochtendmensen. Elk jaar weer met kampioensaspiraties en elke week weer met één, vaak half geblesseerde, wissel op pad.

Het is de All Stars-gedachte. De charme van ongelijke sokken, jeugdsentiment in volwassen voetbalschoenen, het gevecht tegen een tanend sportlijf. In vlagen nog jong en wendbaar, op maandagen stijf als een plank en met vocht rond enkel- en knie-scharnieren. Toch, als je in dat gekalkte vak, met een bal en een tegenstander, je scheenbeschermers om je schenen voelt, dan vergeet je alles. De voetbalhumor in de kleedkamer, de derde helft, het wedstrijdverslag en de dolletjes in de groeps-app, maken je hobby compleet.

Als je zo’n man bent, in zo’n team, dan begrijp je de titel. Om jezelf en je lichaam, je werk en je verplichtingen te vergeten, moet de wedstrijd ergens om gaan. Vaste structuren, looplijnen en opbouwvarianten zijn er niet meer in te slijten. Ze ontstaan in oude oprispingen, flarden tactische kennis uit hoogtijdagen. Oefenen heeft geen zin meer. In hogere elftallen is het nuttig, vooral voor het gevoel van de trainers. Ze willen hun gedachten terugzien in het veld, toetsen of de trainingen effect hebben, of hun pupillen wel hebben opgelet.

De focus is minder, je tilt jezelf in zo’n oefenwedstrijd niet op tot een betere, jongere versie van jezelf. In zo’n oefenwedstrijd voel je de ouder wordende spieren, de kleine pijntjes en de technische onmacht meer dan is een competitiewedstrijd. De kans op blessures is groot. Je hoeft niet, je spoort je lichaam niet aan, je gaat wat laconiek een duel in en pats. Daar gaat je meniscus, je hamstring of je enkelband. Levensgevaarlijk dus, zo’n oefenpotje.

In de plezier-klasse van onze sport draait om het andere zaken. Ik heb het over de tweede, derde of vierde elftallen. De teams waarin de mannen zelf de shirts wassen, zelf de warming-upkleding betalen en waar geen bussen publiek meereizen. Hier worden de wedstrijden bepaald door opborrelende creativiteit, mysterieuze vlagen van klasse. Die vlagen en flarden moet je niet misbruiken, niet etaleren in wedstrijden om des keizers baard. Ze zijn al zeldzaam genoeg en wil je kampioen worden, dan moet je niet het risico nemen dat zo’n moment in een oefenwedstrijd valt.

Binnen de selectie van Borger Zondag 2 gaan stemmen op om te oefenen. Bijvoorbeeld tegen Buinen 2. Een zowaar nog slechter idee; een oefenderby. Dat wordt een veldslag, een ledematenoorlog. Zuivere speeltijd wordt gereduceerd tot een minuut of tien. Het zal een opeenstapeling van spierscheuringen, botbreuken en ongelukkige botsingen worden.

Oefenen is vooral voor trainers en voor jonge spelers die het spelletje nog leren begrijpen. Ons begrip is al tot wasdom gekozen en lacunes zijn niet meer te verwijderen. Beter wordt het niet meer. Het is gokken op oude flarden, toevallige doelpunten en boven jezelf uitstijgen. Net iets vaker dan je tegenstander. En dat een seizoen lang. Dan word je kampioen. Maar dat kun je niet oefenen. De enige voorwaarde die je kunt scheppen is een fitte selectie en die zet je op het spel in zo’n oefenwedstrijd. Jullie begrijpen, ik doe niet mee, mij niet gezien!

Gijs Klompmaker...
Gijs Klompmaker…
  • Show Comments (0)

Je emailadres wordt niet gepubliceerd. Benodigde velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *

  • naam *

  • email *

  • website

You May Also Like

Peter Kroezenga: “De winterstop”

Je lichaam wordt vermoeider. Na elke training of wedstrijd krijg je last van meer ...

René Nijgh: “Voetbalvader”

Elke zaterdag als ik bij mijn zoon sta te kijken, verbaas ik me over ...

Peter Kroezenga: “De twaalfde man”

De fundering van elke amateurclub, in goede en in slechte tijden. Supporters en vrijwilligers ...