In elk team loopt wel zo’n streber. Altijd vooraan bij duurwerk, snot voor de ogen bij sprintoefeningen en als laatste overblijvend in een shuttlerun-test: het trainingsbeest.
Vaak niet de meest getalenteerde van de groep en nooit de uitblinker in een belangrijke wedstrijd. De momenten van een trainingsbeest manifesteren zich altijd op een doordeweekse avond. De grote lichtbakken boven het trainingsveld in zijn snufferd, het liefst met een niet aflatende motregen en dan vol in elk duel. Zijn sokken over zijn lange trainingsbroek, zijn jack dichtgeritst tot aan de adamsappel en zijn blik op oneindig. Hij is de nachtmerrie van elke vedette. Vedettes, dat moet ik misschien even uitleggen, trainen het liefst niet te hard. Ze houden van het ‘goede gevoel’ vinden, van buitenkantvoet en de panna. Kenmerk van een vedette is een spatschone broek na een lange regenachtige training.
Voor een trainingsbeest is een vedette als een prooi. Bij het duurwerk lapt hij de vedette en in balbezitoefeningen jaagt hij hard en meedogenloos door. De vedette hekelt de nop op zijn wreef die ervoor zorgt dat hij de bal moet afstaan, terwijl het trainingsbeest onverschrokken doordendert. Een beetje trainingsbeest helpt zijn trainer met de pionnen plaatsen, zodat er snel weer doorgetraind kan worden. Hij vliegt de bebossing in om verloren ballen terug te halen, helpt vermoeide ploeggenoten omhoog en staat als eerste klaar voor de volgende oefening.
Het trainingsbeest is er altijd en als eerste omgekleed. Hij dwingt respect af, geldt als schoolvoorbeeld voor trainerspraat, maar kan de switch naar de wedstrijd maar niet maken. Een trainingsbeest is niet bezig met hoe hij eruit ziet, denkt niet na over welk schoeisel hij koopt, neemt geen gel in zijn haren mee het veld op. Hij is de werkelijke liefhebber, de spelletjesfanaat. Elke training, elke partijvorm wil hij winnen. Vaak creëert hij zelf een beloning, een drankje van de verliezende partij of een ‘Snicker’ van de vedette.
Een trainingsbeest oogt wat verloren op een kortgeschoren grasmat met onberispelijk rechte kalklijnen. Hij valt gelijk op, zoals een zwart schaap in een kudde. Zijn korte sportbroekje zit iets te hoog opgetrokken, zijn sokken glijden steeds van de scheenbeschermer af naar beneden. Een trainingsbeest haat scheenbeschermers. Het publiek langs de kant gniffelt om zijn haardos, dat er onverzorgd en weelderig bij staat. De vedette rent ineens veel harder dan hij, het stoort hem.
Na een halve wedstrijd komt voor hem een, laten we zeggen, student, in de ploeg. De student kan niet zoveel trainen, druk met leren. En vooral met stappen, dat weet zelfs het trainingsbeest. De wedstrijd wordt dan door zo’n jongen bepaald. Een beslissend doelpunt of achteloze assist, je kent het wel. Je kunt een trainingsbeest niet kwader krijgen. Hij moppert wat in de dug-out over trainingsopkomst en geluk. De student weet ook, dat hij beter niet kan komen trainen aankomende week. Want het trainingsbeest is weer in opperste staat van paraatheid.
Een trainingsbeest wordt zelden een vedette, hoe vaak hij ook onderkantlat op een woensdagavond de bal achter de doelman jenst. Hij is er voor het team en het team niet voor hem. De trainer heeft met hem te doen, maar zal hem naar verloop van tijd uit zijn basis elf halen. Wellicht start hij een competitie binnen zijn elftal, met een beker voor diegene die het meeste heeft getraind. Heeft die jongen toch nog wat…
Show Comments (0)
Ard Jörgen Nieboer
Mee eens.