Gijs Klompmaker: “Voetbalgekke jongens”

Een zomeravond in de jaren negentig: De slavink, die baadt in de jus, schrok ik in één hap naar binnen. De droge gekookte aardappelen gaan minder snel. Ik zie de vla al naast de koelkast staan, terwijl mijn beste vriend ongedurig een bal in onze achtertuin hooghoudt. Ik weet niet hoe snel dat eten naar binnen moet. Het veldje is vrij, zo geeft mijn beste vriend in gebaren aan. We moeten snel zijn, voordat de grote jongens komen.

Ik ben een jaar of elf, bijna twaalf. De zon kleurt de avond rood, het gras ruikt verslavend lekker. Gisteren hebben we de doelen op het veldje gemaakt. Strakke zijnetten, zoals ze ook op de Europese velden hebben, met zo’n diepe kruising, weet je wel. Het is zo haast nog geiler om in de bovenhoek te schieten, hoewel ik amper nog weet wat ‘geil zijn’ betekend. Ik hoorde het Mark Wolters zeggen, één van de grote jongens van verderop uit de straat. Wanneer zij er zijn, is het hele veld bezet. Ze voetballen, soms maar met z’n drieën, van doel naar doel. Met Martin Leering en Erwin Beukema en Jelte van der Broek. En soms met nog oudere jongens, met namen als Albert, Peter, Johan en Marcel.

Maar het veldje is vanavond nog vrij, we moeten opschieten. Met een commercieel Batistuta-shirt aan, klok ik de gele vanillevla naar binnen. “Mag ik met Stoffer mee, mama? Het veldje is nu nog vrij!” De voetbalschoenen doe ik op het veldje wel aan. Op groene voetbalsokken ren ik samen met mijn beste vriend naar het veldje. Over de straat, de kinderkopjes en over het verdorde gras naar het doel. We hebben geluk, nog geen spoor van grote jongens. Die grote jongens die ons altijd van het veldje pesten, met hun harde schoten en onbeschofte gedrag. “Gerwin komt ook zo”, zegt Stoffer enthousiast. “Kunnen we mooi hooghoudertje doen.”

Vader Almoes loopt met zijn hond voorbij en zwaait grotesk. Hij heeft een jeugdsoos, waar je kunt tafeltennissen. “Komt Klaassie nog voetballen?” vragen de jongetjes in koor. En ja hoor, honderd meter achter zijn vader, sjeest Klaas op zijn crossfiets richting het veldje. “Nu kunnen we zelfs gaan matten”, roep ik euforisch. Stoffer showt zijn nieuwe Tricolore, gekregen van zijn opa. Die is voorzitter van v.v. Bedum en kan aan de mooiste ballen komen. We moeten er wel rustig aan mee doen, niet in de ‘stiekelbosjes’ schieten. Dus dan maar met een oude bal, want we willen ons niet inhouden.

Gerwin komt fluitend het veldje op. Op de achtergrond hoor je het vrolijke gezang van tevreden merels en ploegt een tractor over een suikerbietenveld. Het gaat allemaal aan ons voorbij. De zon gaat langzaam en beeldschoon onder, maar het ontgaat ons. We voetballen. Er moet gegeten worden zo af en toe en naar school gegaan, maar daar tussendoor is het voetbal. Met het zand aan onze knieën, de vegen in ons gezicht, gaan we op in die grote voetbalwereld. Als Stoffer keept is hij Rinat Dasajev, als ik op het doel sta ben ik Francesco Toldo. Een schot hard en hoog over is er één van Joop Gall. Er fietst een man met schoffels in zijn hand over het veld, hij groet ons. We groeten snel terug en concentreren ons weer op het belangrijkste: voetbal.

We zoeken de omhaal, volleren richting kruising, wippen de bal op en vuren op de beste keepers van de wereld. Binnenkant paal en onderkant lat. Een kick zoeken we, de ultieme voetbalkick. We juichen mee met diegene die een mooi doelpunt maakt. We drinken ranja uit frisdrankflessen. Morgen doen we hetzelfde en de dag erna. Iemand heeft Snickers meegebracht, het chocola plakt in onze mondhoeken. Klaas heeft aardbeien in de achtergelegen moestuintjes gevonden, we schransen ze naar binnen. Het is zomervakantie, Stoffer gaat volgende week met zijn ouders naar Oostenrijk, ik ben al naar Frankrijk geweest. Dus we kunnen nog een hele week, onbezorgd en uitgelaten voetballen.

Besmeurd, uitgeput en voldaan, kleed ik me uit in de bijkeuken. Het zand stroomt uit mijn sokken en mijn korte broek. Mijn knieën zien er uit als pas gerooide suikerbieten. In één streep stuurt mijn moeder me onder de douche. Morgenvroeg om tien uur, hebben we weer afgesproken. En voetballen we de hele dag. Alsof er niets anders bestaat. Op de bank, terwijl de zon al een tijdje onder is, zit ik met natte haren naar ‘Oppassen’ te kijken. Mijn vader lacht, ik denk alleen maar aan Gabriel Omar Batistuta en kan niet wachten tot het morgen is. Een dag vol voetbalgenot.

Gijs Klompmaker...
Gijs Klompmaker…
  • Show Comments (0)

Je emailadres wordt niet gepubliceerd. Benodigde velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *

  • naam *

  • email *

  • website

You May Also Like

Martijn Folkers: “Gydo Buurman verrast me nog steeds”

Een beetje linksbuiten is eigenwijs. Gelooft vooral in zijn eigen capaciteiten, maar is ook ...

Arie Weits: “Herinneringen aan 1994”

FC Kanaalstreek heeft mij benaderd om af en toe eens een column te schrijven ...

Jordi Nijgh: “Een dierbaar compliment”

“Doe toch eens normaal, man!” was hetgeen ik tegen mijn vader zei als hij ...